Cultuursensitief werken
Wat is cultuur?
Cultuur = Verzamelnaam
- Gedeelde achtergronden en gedeelde gewoontes en rituelen
- Cultuur wordt gevormd door onze gewoonten en manier waarop wij ons gedragen
- Alles wat van invloed is op onze manier van leven
- Onze ‘way of life’
- Aangeleerd gedrag
- Verandert doorheen de tijd
- Kent veel variatie: regionale verschillen, stad/platte land…
Je bent je er voornamelijk van bewust als je met mensen uit andere culturen in aanraking komt. De verschillen in handelingen en rituelen kunnen anders zijn of het tegenovergestelde zijn van hoe ‘wij’ de zaken uitvoeren.
Heel wat aspecten van cultuur zijn onzichtbaar:
- Worden als vanzelfsprekend ervaren door de mensen die deel uit maken van die cultuur
- Wat je doet is zichtbaar (bv.: gewoontes, taal, gedragingen…)
- Wat je denkt en voelt is onzichtbaar, het niet gekende gedeelte (bv.: rollen, normen, ideologieën, religie, filosofie…)
- Omgaan met dingen
Cultuurverschillen
Shadid: verschillen hebben te maken met:
- Kernwaarden (bv.: mensbeelden, centrale normen en waarden)
- Omgangsvormen (bv.: taal, gebaren, lichamelijk contact, gedrag)
5 dimensies van Hofstede op het niveau van de samenleving:
Machtsafstand: relatieve waardering van hiërarchie en maatschappelijke ongelijkheid
Mate van individualisme: mate waarin er in de samenleving nadruk ligt op ruimte voor belang van het individu vs. belang van de groep
Masculiniteit: mate waarin er in de samenleving nadruk ligt op masculiene waarden (bv.: Prestatie, competitie, assertiviteit) vs. een cultuur of samenleving waarin een prettige werkomgeving en goede omgangsvormen en feminiene waarden (bv.: zorgzaam, solidariteit) van belang zijn
Onzekerheidsvermijding: mate waarin nadruk ligt op gestructureerde omgangsvormen volgens formele regels en procedures of meer informele verbanden
Lange termijngerichtheid vs. korte termijngerichtheid: mate waarin nadruk ligt op waarden die georiënteerd zijn naar de toekomst vs. waarden die gericht zijn op het heden
Drempels in de toegang tot hulpverlening
‘Aangepaste’ hulpverlening voor cliënten met andere etnisch culturele achtergrond is niet nodig. Wat WEL nodig is: kennis over de andere zijn gewoonten, waarden en normen.
Cultuur en religie: geven richting aan het gedrag van mense
- Dus ook aan de manier waarop binnen een gemeenschap met een ‘handicap’ wordt omgegaan
- Dit kan soms zorgen voor drempels in de toegang tot hulpverlening
Drempels die te maken hebben met cultuur en levensbeschouwing:
- Schuldgevoelens: komen voor bij ouders of het netwerk van het kind of de persoon met een beperking, dit kan zorgen voor terughoudendheid in het zoeken van hulp of ondersteuning
- Schuldinterpretatie: i.v.m. de beperking kan leiden tot verbergen van de persoon met de beperking
- Het kind met een beperking kan echter ook gezien worden als een goddelijk geschenk
- Een sterke familieverbondenheid: kan ervoor zorgen dat de persoon en de familie geen externe hulp inroept. bv.: “het zal wel vanzelf over gaan”, zelf zorg opnemen
- Problemen met de sociale acceptatie van handicap/beperking in de eigen omgeving: kan ervoor zorgen dat ouders zich niet makkelijk richten tot formele hulpverlening
- Gebruik van andere copingmechanismen
- De verwachting of hoop op genezing
Meerdere drempels ervaren in de toegang tot zorg
- Vele obstakels zorgen ervoor dat ze minder toegang hebben tot informatie en diensten
- Ondervinden vaak taal- en andere barrières
- Vaak weinig kennis over de organisatie van hulpverlening en verschillende diensten
- Blijven minder lang: aanbod sluit niet goed aan bij hun behoeften
Wat is cultuursensitieve hulpverlening?
Hulpverlening die:
- Vindbaar en toegankelijk is
- Waarin iedere cliënt zich vervolgens thuis voelt ongeacht de etnisch culturele achtergrond
Cultuursensitief addendum
Het is niet de bedoeling om een bepaalde cultuur te stigmatiseren, maar het belang van het cultuuraspect moet wel benadrukt worden. In Nederland: Multidisciplinaire Richtlijn (MDR) Schizofrenie
Omvat o.a. aanbevelingen voor:
- Competenties om cultuursensitief te kunnen werken
- Opbouwen en in stand houden van een therapeutische relatie
- Gespreksthema’s en aandachtspunten
- Signaleren en screenen
- Aandachtspunten bij de organisatie van zorg en voor onderzoek
- Aandachtspunten bij diagnostisch interview
Waarom deze richtlijn?
Het behandelt de 4 grote niet-Westerse migrantengroepen in Nederland (Marokkaanse, Turkse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond).
Aparte richtlijn is belangrijk omdat:
- Incidentie van schizofrenie in enkele migrantengroepen (sterk) verhoogd is
- Cultuurverschillen bemoeilijken soms de diagnostiek en behandeling
bv.: Vaak wordt gedacht dat alle Turkse patiënten per se een zeer ervaren hulpverlener wil.
Cultuursensitief werken
Onderzoek Universiteit Utrecht: “Interculturele competenties volgens hulpverleners”
- Bestaan uit algemene competenties
- Extra aandacht aan bewustwording, interesse, respect, communicatie, kennis, empathie, flexibiliteit, doorzettingsvermogen, zelfreflectie en afstemmen
In ons dagelijks handelen hebben we de neiging om cultuurverschillen te minimaliseren. D.w.z. ervan uitgaan dat onze eigen aannames ook geldig zijn voor personen met een andere culturele achtergrond.
Het gevaar hierbij is: een botsing van culturen en een verslechtering van onderlinge verhoudingen.
Model van Interculturele sensitiviteit van Bennett: etnocentrische/etnorelatieve stadia:
- Ontkennen: “Enkel mijn cultuur bestaat”
- Defensief: “Mijn cultuur blijft de beste”
- Minimaliseren: “Er zijn andere culturen, maar die van mij lijkt toch beter”
- Aanvaarden: “Er zijn andere culturen met andere waarden, normen en gedragingen”
- Adaptatie: “Ik ga gedragingen van die andere cultuur toevoegen aan de mijne"
- Integratie: kunnen switchen in culturen
Theoretische modellen: De structurentheorie van David Pinto
De essentie is: in de samenleving zijn de omgangsvormen tussen mensen georganiseerd volgens codes en regels. Dit zijn handvatten voor gesprekken en reflecties.
3 soorten omgangscodes:
- Strakke en gedetailleerde
- Ruimere en lossere
- Codes tussenin
- Bepalen gedrag, communicatie, beleving en perceptie (structureren)
Bij strakke omgangsregels en gedagscodes is er sprake van
- extern referentiekader van goed en kwaad
- motivatie door de groep
- weinig onderscheid tussen persoonlijk en zakelijk
- nadruk leggen op de relatie en vorm
- naar hoogste eer streven en niet naar zelfontwikkeling
F structuur (fijnmazig) = een overwegend volle, gedetailleerde en strakke structuur van omgangscodes en communicatieregels tussen mensen bv.: Somalië, Marokko…
G structuur (grofmazig) = ruimere, lossere en globalere stelsel van regels en codes bv.: Canada, USA, België…
M structuur = mix tussen F en G
Er is niet enkel een verschil tussen landen, maar ook tussen groepen, regio’s, landsdelen, bedrijven, individuen, zelfs binnen één en hetzelfde gezin. M.a.w.: deze benadering is van toepassing op macro-, meso- én microniveau.
Doel = ‘culturele, religieuze en andere verschillen die ver uit elkaar liggen, bespreekbaar maken, met de nadruk op behoud van ieders eigenheid’
Gebaseerd op het dubbel perspectief:
- Enerzijds leren kijken vanuit het perspectief van de eigen cultuur (kennen van eigen normen en waarden)
- Anderzijds vanuit het perspectief van de cultuur van de ander (leren kennen van normen en waarden van de ander)
Derde stap toevoegen: je eigen grenzen bepalen in bepaalde situaties
Er worden 3 stappen doorlopen voor je tot actie kan overgaan.
- Stap 1: start met het leren kennen en vaststellen van je eigen waarden en normen, welke omgangsregels en gedragscodes zijn bij jou in jou cultuur van toepassing?
- Stap 2: leer de cultuurgebonden waarden, normen en gedragscodes van iemand anders kennen
- Stap 3: stel vast hoe je in een bepaalde situatie omgaat met de waargenomen verschillen en overeenkomsten. Rekening houdend met waar grenzen liggen i.v.m. acceptatie en aanpassing van de anderen
Theoretische modellen: TOPOI model van Hoffman
5 gebieden:
- Taal: omvat de verbale en non-verbale taal van de deelnemers aan het gesprek.
- Ordening: zienswijze van de deelnemers op de kwesties die spelen in hun gesprek, de kijk van de beide gesprekspartners op de gespreksonderwerpen.
- Personen: deelnemen aan het gesprek en hun onderlinge relatie: wie zijn de gespreksdeelnemers voor elkaar, welke beelden hebben ze van elkaar en hoe ervaren ze hun onderlinge relatie?
- Organisatie: maatschappelijke en professionele omgeving waarbinnen de communicatie plaats vindt.
- Inzet: onderliggende motieven, behoeften, verlangens, drijfveren van gespreksdeelnemers.
Dit model biedt handvaten om interculturele communicatie beter te begrijpen. Men kan een interventie starten op elk gebied.
De 5 gebieden zijn met elkaar verbonden en komen in de praktijk van communicatie gelijktijdig voor.
Per gebied: er zijn een aantal vragen opgenomen waarmee je kan nagaan waar de communicatie misloopt. Hoe meer vragen je kan opstellen, hoe meer mogelijkheden om de communicatie open en werkbaar te houden.
Drie vragen staan centraal bij elk gebied
- Wat is mijn aandeel?
- Wat is het aandeel van de ander?
- Wat is de invloed van de heersende beelden, waarden, normen, betekenissen en opvattingen van de sociale omgeving op de communicatie van een ieder?
Theoretische modellen: BOSPAD methode Zevenbergen
Voorbeeld: 'Stel je hebt iets gehoord of gelezen over verschillen in de man-vrouw rolverdeling in een Marokkaans gezin. Je weet dat de man vaak optreedt als vertegenwoordiger naar buiten toe en namens het gezin het woord voert. Vervolgens kom je bij een Marokkaans echtpaar met kinderen. Je wilt het graag goed doen, dus wend je je tot de vader. Blijkt achteraf dat de moeder zich vreselijk gepasseerd voelt. Zij had best mee willen doen aan het gesprek.’
Dit model is ontwikkeld als antwoord op moeilijkheden die hulpverleners tegenkomen bij werken met mensen van etnisch-culturele minderheden.
Het basisidee is:
- Er is geen pasklaar recept voor interculturele vraagstukken
- De cultuur van hulpverlener speelt een even grote rol als de cultuur van de hulpvrager
BOSPAD staat voor de 6 stappen die hulpverleners in het hulpverlenersproces kunnen doorlopen.
- Basishouding: als hulpverlener moet je open staan, respect hebben, oprecht zijn en alert zijn
- Overeenkomst: als men duidelijk zicht heeft op de behoeften van de cliënt en aangeeft wat men hem/haar kan bieden, komt men samen tot een overeenkomst. Het is belangrijk dat deze overeenkomst expliciet gemaakt wordt zodat er geen misverstanden gevormd worden
- Signaleren:
- tijdens de gesprekken en begeleiding van de cliënt ben je alert voor cultuurverschillen
- hoe herken je een signaal? De eigen gevoelens zijn hierbij belangrijk (je ergeren, kwaad worden…)
- indien er geen signalen komen: voldoende aan de eerste 3 stappen (BOS)
- komen er wel signalen in een bepaalde situatie: overgaan naar het tweede deel (PAD)
- nagaan welke persoonlijke waarden en normen van jou een rol spelen in de situatie die je gesignaleerd hebt
- men start bij zichzelf
- je hebt veel meer waarden en normen dan je soms denkt
6. Doen: op basis van de afweging van P en A besluit je wat je in deze situatie gaat doen
Theoretische modellen: Meetladder Diversiteit
Naast deze 3 modellen is er nog een andere belangrijke methode.
De gelijkenissen in deze methoden zijn het kijken naar de eigen waarden en normen en die van de ander.
De ladder van diversiteit
- Hulpmiddel om na te gaan hoe goed/minder goed een interventie is voor gebruik bij allochtone populatie
- De methode ontwikkelt een grote gevoeligheid voor diversiteit
- Men kan zien welke punten bij een interventie kunnen verbeterd worden
- Geeft houvast bij het ontwikkelen van een nieuwe interventie
10 aandachtspunten waarmee men rekening moet houden:
- Theorie: Geldt de probleemanalyse waarop de interventie is gebaseerd ook voor de beoogde doelgroepen?
- Doelen: Sluiten de doelen van de acties aan bij de werkelijkheid van de cliënten?
- Aanpak: Sluiten de gebruikte methoden aan bij de werkelijkheid van de cliënten?
- Communicatie: Is het taalgebruik aangepast aan dat van de cliënten?
- Competenties: Beschikken de begeleiders over kennis, vaardigheden en attitude?
- Bereiken en vasthouden: Zijn er strategieën om cliënten ertoe te leiden, te motiveren en te binden?
- Betrokkenheid: Zijn de cliënten betrokken bij de ontwikkeling of aanpassing van acties?
- Screening/diagnose: Is er aandacht voor de visie van de cliënten en zijn instrumenten en procedures berekent op de verschillen tussen cliënten?
- Institutionele context: Dringt diversiteitsdenken door tot de haarvaten van de uitvoerende organisatie?
- Onderzoek: Is er in het onderzoek naar de acties aandacht voor diversiteit? Wanneer de interventie voldoet aan al deze aandachtspunten, is de kans groot dat de interventie cultuursensitief is.
Over Radicalisering
Wat is radicalisering?
Radicalisering is het proces waarin iemand op persoonlijke wijze naar een grondigere beleving en/of een verdieping van zijn politieke of levensbeschouwelijke overtuiging groeit.
Het is de groeiende bereidheid tot het nastreven en/of ondersteunen van diep ingrijpende veranderingen in de samenleving die op gespannen voet staan met de democratische rechtsorde en/of waarbij ondemocratische middelen worden ingezet.
Kenmerken
1. Dit streven wordt gekleurd door een groeiende bereidheid tot het goedkeuren en gebruiken van geweld
Complex samenspel aan factoren
In de radicaliseringsliteratuur wordt veel gesproken over factoren die aan de basis liggen van radicalisering. Deze factoren worden aangeduid als ‘wortels’ van radicalisering (root factors).
Belangrijk hierbij is: onderscheid maken tussen deze onderliggende factoren en triggerfactoren.
Het proces wordt beïnvloed door een samenspel van individuele en contextuele factoren.
Het is een combinatie van verschillende onderliggende elementen die samenwerken en elkaar beïnvloeden.
Welke elementen precies een rol spelen:
Afhankelijk van het type persoon en de bijhorende drijfveren kunnen bepaalde triggerfactoren veel of juist weinig effect hebben. Er zijn 4 verschillende typen van radicaliserende moslims:
Belangrijk: signalen van radicalisering herkennen
Wanneer bezorgdheid ontstaat dat de ontwikkeling van de jongere een gevaar loopt: men moet een aantal vragen stellen om het gedrag van de jongere in kaart te brengen.
De rol van de opvoedingsondersteuner:
Aanbod aan ondersteuning bekend maken
Duidelijkheid bieden omtrent beroepsgeheim en signalisatieplicht
Aandacht voor gevoelens van ouders
Informeren
Stimuleren van betrokkenheid
Gespreksvaardigheden van ouders
Samenwerking
Cultuursensitief werken
Ontmoetingskansen creëren
Ondersteunen van jongeren
Aandacht voor broers en zussen
Radicalisering is het proces waarin iemand op persoonlijke wijze naar een grondigere beleving en/of een verdieping van zijn politieke of levensbeschouwelijke overtuiging groeit.
Het is de groeiende bereidheid tot het nastreven en/of ondersteunen van diep ingrijpende veranderingen in de samenleving die op gespannen voet staan met de democratische rechtsorde en/of waarbij ondemocratische middelen worden ingezet.
Kenmerken
1. Dit streven wordt gekleurd door een groeiende bereidheid tot het goedkeuren en gebruiken van geweld
- De persoon gaat een verschoningsgrond kiezen die de inzet van geweld legitimeert.
- Geweld wordt aanvaardbaar en wordt goedgekeurd omdat men strijdt in naam van een hoger doel.
- Het kan hierbij gaan om een religieuze of politieke verschoningsgrond.
- Voorbeeld: in naam van god, dierenwelzijn….
- Het individu dat in een proces van radicalisering zit, gaat zich steeds meer afzonderen van zijn omgeving (familie, vrienden, klasgenoten…) en raakt geïsoleerd.
- Het roept een proces van vervreemding op waarbij de persoon wantrouwen ontwikkelt t.o.v. de samenleving en steeds minder perspectief ziet op verbetering of verandering.
- Het draait rond ‘system blaming’: legt de schuld voor onrechtvaardigheid en conflict bij de samenleving.
- Tegelijk zal de persoon vaak in toenemende mate contact zoeken met en aansluiting vinden bij andere personen die het radicale gedachtegoed delen.
- Ze zullen in toenemende mate hun ideeën en acties legitimeren en rationaliseren vanuit één bepaalde gezichtshoek.
- Deze visie is voor hen dé waarheid en men verliest het vermogen om zich in te leven in de zienswijze van de ander.
- Radicalisering is een psychologische ontwikkeling waarbij iemand zich steeds meer identificeert met een extreem gedachtegoed, steeds sterker overtuigt geraakt van het eigen gelijk, steeds meer vervreemd van mensen die anders denken dan hij en steeds meer geneigd is om denken in handelen om te zetten’.
Complex samenspel aan factoren
In de radicaliseringsliteratuur wordt veel gesproken over factoren die aan de basis liggen van radicalisering. Deze factoren worden aangeduid als ‘wortels’ van radicalisering (root factors).
Belangrijk hierbij is: onderscheid maken tussen deze onderliggende factoren en triggerfactoren.
Het proces wordt beïnvloed door een samenspel van individuele en contextuele factoren.
Het is een combinatie van verschillende onderliggende elementen die samenwerken en elkaar beïnvloeden.
- objectieve factoren: bv. gebeurtenissen
- subjectieve factoren: bv. gevoelens
Welke elementen precies een rol spelen:
- Is voor elke jongeren anders
- Wordt sterk beïnvloed door de weerbaarheid van de jongere en de mogelijke beschermende factoren uit zijn omgeving
- Gaat om wisselwerking tussen individu en omgeving
- Zowel op macro, meso als microniveau zijn er factoren die jongeren kwetsbaar maken voor radicale invloeden
Afhankelijk van het type persoon en de bijhorende drijfveren kunnen bepaalde triggerfactoren veel of juist weinig effect hebben. Er zijn 4 verschillende typen van radicaliserende moslims:
- Identiteitszoeker: op zoek naar een positieve sociale identiteit
- Rechtvaardigheidszoeker: op zoek naar politieke rechtvaardigheid of hogere sociaal-politieke status voor zichzelf of hun eigen groep
- Zingevingszoeker: op zoek naar (religieuze) zingeving en houvast
- Sensatiezoeker: op zoek naar spanning en avontuur
Belangrijk: signalen van radicalisering herkennen
- Afzondering en vervreemding
- Verheerlijking van bepaalde idealen
- Benoemen van vijanden en bedreigingen
- Onderlinge loyaliteit wordt steeds belangrijker
- Geen onderscheid maken tussen private normen en publieke normen
- Uiterlijke kenmerken
Wanneer bezorgdheid ontstaat dat de ontwikkeling van de jongere een gevaar loopt: men moet een aantal vragen stellen om het gedrag van de jongere in kaart te brengen.
- Als er veranderingen in uiterlijk worden waargenomen, kan het dan zijn dat het louter gaat om fysieke elementen (bv. kledij) zonder dat het radicale gedachtegoed gedeeld wordt? Zijn er alternatieve verklaringen voor het gedrag?
- Zijn er andere redenen of elementen die het gedrag kunnen duiden in plaats van het aanhangen van een radicale theorie? Hebben anderen weet van gebeurtenissen of ontwikkelingen in de leefomgeving van de jongere die een verklaring kunnen bieden voor het gedrag?
- In welke mate bepaalt het denken reeds het handelen van de jongere? Heeft hij/zij al initiatief genomen tot het gebruiken van geweld?
- Welke beschermende factoren zijn er in de omgeving aanwezig. Het kan bv. gaan om een sterk en uitgebreid sociaal netwerk, een goed samenwerking tussen school, ouders….
- Welke risicofactoren zijn er in de omgeving aanwezig? De zorgelijkheid van signalen kan toenemen wanneer er bepaalde risicofactoren aanwezig zijn die als voedingsbodem kunnen dienen voor radicalisering. bv. pesterijen, racisme of discriminatie, persoonlijk crisis of falen, psychische problematiek…
De rol van de opvoedingsondersteuner:
- Ondersteunen en informeren van ouders en jongeren die vragen hebben over radicalisering
- Opvoedingsondersteuning via het creëren van ontmoetingskansen, leggen van verbindingen tussen mensen, organisaties en sectoren die de sociale cohesie versterken
- Je hoeft geen expert te zijn: belangrijk is het vertrekken vanuit vertrouwen en openheid
Aanbod aan ondersteuning bekend maken
- Ouders en jongeren moeten weten dat ze ergens terecht kunnen met hun vragen
- Organisaties en diensten: aanbod bekend maken, laagdrempelig en gemakkelijk bereikbaar maken
- Opvoedingsondersteuners moeten kennis hebben van het aanbod aan hulpverlening en instanties die zich specifiek richten op (potentiële) situaties van radicalisering: doorverwijzen
Duidelijkheid bieden omtrent beroepsgeheim en signalisatieplicht
- Ouders en jongeren moeten terecht kunnen in een omgeving die ze vertrouwen
- Duidelijk onderscheid maken tussen:
- Organisatie en dienst waar ze terecht kunnen voor ondersteuning
- Veiligheidsdienst
- Organisatie en dienst waar ze terecht kunnen voor ondersteuning
Aandacht voor gevoelens van ouders
- Tijdens een gesprek moet men niet enkel aandacht geven aan potentieel verontrustende gedrag van de jongere
- Men moet ook aandacht geven aan gevoelens van de ouders (kunnen angstig, gefrustreerd, verward, triest, kwaad, machteloos… zijn)
- Ook ouders wiens kind vertrokken is naar Syrië niet uit oog verliezen, zij hebben ook zeer veel vragen…
Informeren
- Opvoedingsondersteuning is het informeren over verschillende opvoedthema’s
- In geval van radicalisering: informeren over de normale ontwikkeling van jongeren
- Daarnaast informeren over proces van radicalisering (mogelijke signalen, fasen…)
Stimuleren van betrokkenheid
- Ouders hebben vaak veel vragen
- Opvoedingsondersteuners kunnen:
- Ouders stimuleren om betrokken te blijven bij leefwereld van de jongere
- Bevestigen dat ze nog steeds invloed kunnen uitoefenen
- Belangrijk dat ouders grenzen blijven stellen en tegenwind blijven geven
- Ouders moeten proberen om in gesprek te blijven gaan met hun kind en duidelijk maken dat ze voor hen klaarstaan wanneer ze bv. vragen hebben
- Ze moeten regelmatig interesse tonen
Gespreksvaardigheden van ouders
- Belang toelichten van een open en geïnteresseerde houding, interactie i.p.v. eenrichtingsverkeer, jongeren niet afbreken of veroordelen….
- Concrete tips of handvaten rond wat ze kunnen doen of beter niet kunnen doen
Samenwerking
- Pedagogisch partnerschap tussen ouders en school proberen te versterken: gedrag samen opvolgen en bespreken
- Meerwaarde als opvoedingsondersteuners: sectoroverschrijdend kunnen werken (onderwijs, cultuur, jeugdhulpverlening…)
Cultuursensitief werken
- Ouders van etnisch-culturele minderheden: worden geconfronteerd met specifieke uitdagingen
- Opvoedingsondersteuners moeten cultuursensitief werken = een open en niet veroordelende houding t.o.v. andere denkkaders, waarden en normen hebben
- Rekening houden met de specifieke uitdagingen waarmee ouders met een migratieachtergrond geconfronteerd worden
- Inspelen op vragen en noden hierover
Ontmoetingskansen creëren
- Via organiseren van activiteiten en ontmoetingsmomenten: kansen creëren voor ouders om met elkaar in gesprek te gaan en ervaringen uit te wisselen
- Ouders: aansluiting vinden bij elkaar en sociale netwerken uitbreiden
- Samenwerken met lokale organisaties, vrijwilligers, burgers en zo de sociale cohesie in de buurt versterken
- Voldoende informele aanspreekpunten voorzien
- Aandacht geven aan initiatieven vanuit de ouders (bottom-up)
Ondersteunen van jongeren
- Niet enkel preventief werken
- Belangrijk dat mogelijke signalen opgepikt worden, deze jongeren opvolgen en er actief mee aan de slag gaan
- Ondersteunen om een positieve identiteit te ontwikkelen en een plek te vinden in de maatschappij
- Contact moet in de eerste plaats gestuurd zijn door een open, positieve en ondersteunende houding (niet door argwaan en beschuldiging)
Aandacht voor broers en zussen
- Ook broers en zussen hebben veel vragen en bezorgdheden
- Tijd en ruimte vrijmaken voor de betekenis die zij aan het radicaliserende gedrag geven en de effecten die ze ervaren op hun eigen leven